Inkeerregeling

De inkeerregeling is in het leven geroepen om iemand, die na een beboetbare of bestrafbare aangifte alsnog zijn belasting wil betalen, niet tegen te houden met een boete. In 2014 is de regel aangescherpt, waardoor nog slechts twee jaar na het doen van de onjuiste aangifte zonder boete kan worden ingekeerd.

In lijn met de huidige internationale discussie, de maatschappelijke opvatting over belastingontduiking en de toegenomen nadruk op transparantie, wordt de inkeerregeling verder aangescherpt. Door betere gegevensuitwisseling beschikken overheden over meer gegevens van belastingplichtigen, waardoor ook de pakkans groter is. Daarnaast vindt het kabinet het onwenselijk dat belastingontduikers ongestraft kunnen wegkomen met een onjuiste aangifte.

Voor aangiftes die vanaf 1 januari 2018 worden ingediend, geldt de inkeerregeling zonder boete daarom niet meer. Wie vanaf dat moment opzettelijk of door grove schuld onjuist aangifte doet, ontvangt altijd een boete bij correctie van de ingediende aangifte.

De belastingplichtige die per ongeluk onjuist aangifte heeft gedaan, kan vooralsnog straffeloos corrigeren.

Tip: wilt u gebruikmaken van de inkeerregeling zonder boete, keert u dan in 2017 nog in zodat u gebruik kunt maken van de tweejaarsperiode.

 

Invordering – vereenvoudiging derdenbeslag

Een schuldeiser kan executoriaal beslag leggen op een vordering die de schuldenaar heeft op een derde of op gelden of zaken van deze derde. Momenteel is dat mogelijk door tussenkomst van een deurwaarder. Deze deurwaarder verricht daarvoor enkele juridische handelingen. Omwille van efficiency en kostenbesparing is een vereenvoudigde procedure voorgesteld. Daarbij is het executoriaal derdenbeslag eenvoudiger vormgegeven door middel van een vordering.

Gebruikmaken van de vordering is kostenbesparend, minder tijdrovend en loopt vooruit op de elektronische ontwikkelingen bij de Belastingdienst. De maatregel treedt per 1 januari 2019 in werking. Vanaf dan kan deze vordering ook toegepast worden op belastingschulden die zijn ontstaan vóór 1 januari 2019.

 

Vervallen schorsende werking fiscaal verzet

Een belastingplichtige kan ingaan tegen een dwangbevel door middel van fiscaal verzet. Bijvoorbeeld bij executoriale verkoop van zijn in beslag genomen zaken. In de praktijk wordt een fiscaal verzet gebruikt om de dwanginvordering te vertragen. In de afgelopen twaalf jaar is een fiscaal verzet in slechts 2% van de aangespannen zaken gegrond verklaard. De Belastingdienst heeft veel last van de schorsende werking van het fiscaal verzet. Daarom vervalt deze schorsende werking van het fiscaal verzet per 1 januari 2018. Het fiscale recht wordt hiermee in lijn gebracht met het algemene bestuursrecht en het civiele recht.

 

Uitbreiding mededelingsplicht bodemzaak

Het bodemrecht geeft de Belastingdienst het recht om bepaalde zaken die gebruikt worden door een belastingschuldige, te verkopen en de opbrengst af te boeken op de openstaande belastingschulden. Het gaat hier om zogenoemde bodemzaken. Hieronder vallen onder meer kantoormeubilair en machines.

Als pandhouders en andere derden het voornemen hebben veranderingen door te voeren aan bodemzaken waardoor deze niet langer als bodemzaken kwalificeren, moet dit worden bekendgemaakt bij de Belastingdienst. Dit is de zogenoemde mededelingsplicht. Voor belastingschuldigen geldt deze mededelingsplicht momenteel niet. Om misbruik tegen te gaan, is voorgesteld om de mededelingsplicht ook voor belastingschuldigen verplicht te maken.

 

Aansprakelijkheid btw voor pand- en hypotheekhouders en executanten

Indien binnen of buiten faillissement een pand- en hypotheekhouder een zaak uit de boedel verkoopt om de opbrengst te verrekenen met de openstaande vordering, is hierover vaak omzetbelasting verschuldigd.

Een nieuw wetsvoorstel stelt dat de pand- of hypotheekhouder en de executant die de zaak verkoopt ook aansprakelijk zijn voor de af te dragen omzetbelasting over de verkoop. Voorheen was alleen de ondernemer verantwoordelijk voor de afdracht van de btw. Daardoor kon vaak niets verhaald worden als er niets was afgedragen. Nu kan de Belastingdienst de niet afgedragen btw verhalen op de pandhouder, de hypotheekhouder of de executant.

Let op: bent u executant, dan geldt de aansprakelijkheid niet voor verkoop binnen faillissement. De plicht tot betalen van de verschuldigde btw blijft voor rekening van de belastingplichtige.