Aangaan of wijzigen huwelijkse voorwaarden

Het aangaan van een huwelijk, het aangaan of wijzigen van huwelijkse voorwaarden of een notarieel samenlevingscontract kan leiden tot heffing van schenkbelasting. Ook de manier waarop een samenlevingscontract of de huwelijkse voorwaarden zijn opgesteld, kan van invloed zijn. Vanaf 1 januari 2018 wordt duidelijker in de wet vastgelegd wanneer heffing van schenk- en erfbelasting al dan niet aan de orde komt. De belastingwetgeving maakt overigens geen onderscheid tussen huwelijk en geregistreerd partnerschap.

Het uitgangspunt is dat echtgenoten hun vermogens zonder gevolgen voor de schenkbelasting kunnen samenvoegen in de huwelijksgemeenschap. Ook kunnen ze een verrekenbeding overeenkomen. Er is geen sprake van een belaste schenking zolang dit leidt tot een meer gelijke verdeling van het totale vermogen over de beide partners. De grens is daarbij fiftyfifty.

Er is uitsluitend schenkbelasting verschuldigd in de volgende bijzondere situaties:

  1. Het aandeel van de minst vermogende partner wordt door de vermogensverschuiving hoger dan 50% van het totale vermogen.
  2. Het aandeel van de meest vermogende partner in het totale vermogen neemt toe.
  3. Het huwelijk of notarieel samenlevingscontract wordt gesloten met als voornaamste doel het ontgaan van schenk- of erfbelasting.

Voorbeeld uitzondering 1
Echtgenoten A en B zijn gehuwd in koude uitsluiting. Het vermogen van A bedraagt 1.200 en het vermogen van B bedraagt 200.

Stel dat A en B nieuwe huwelijkse voorwaarden maken met ongelijke delen: A heeft bij ontbinding van het huwelijk recht op 25% en B op 75% van het gezamenlijke vermogen.

In dit geval is sprake van een belaste schenking. Het vermogen waarop B recht zou krijgen, neemt toe van 200 tot 1.050 (75% van 1.400). Hiermee wordt de grens van 50% van het totale vermogen (700) overschreden. B is op het moment van het aangaan van de huwelijkse voorwaarden 350 schenkbelasting verschuldigd (1.050 – 700).

Stel dat A en B afspreken dat zij bij ontbinding van het huwelijk allebei recht hebben op 50% van het vermogen, dan is geen sprake van een belaste schenking. 

(Alle genoemde bedragen maal € 1.000)

Voorbeeld uitzondering 2
Echtgenoten A en B zijn gehuwd in koude uitsluiting. Het vermogen van A bedraagt 1.200 en het vermogen van B bedraagt 200.

Stel zij maken nieuwe huwelijkse voorwaarden met ongelijke delen: A verkrijgt bij ontbinding van het huwelijk 90% van het vermogen en B 10% van het vermogen.

In dit geval is sprake van een belaste schenking. De aanspraak op vermogen van A neemt toe van 1.200 tot 1.260 (90% van 1.400). A is over deze toename van 60 (1.260 – 1.200) schenkbelasting verschuldigd. 

(Alle genoemde bedragen maal € 1.000)

Let op: het voorgaande betreft uitsluitend fiscaliteit. Het huwelijksvermogensrecht zelf wijzigt ook per 1 januari 2018. Eigen vermogen, erfenissen en schenkingen van voor de huwelijksdatum vallen in het nieuwe systeem buiten de gemeenschap, tenzij dit vermogen wordt ‘ingesloten’.

Voorbeeld van insluiten van vermogen
Echtgenoten A en B zijn gehuwd in koude uitsluiting. Het vermogen van A bedraagt 1.200 en het vermogen van B bedraagt 200. A heeft van zijn/haar vermogen 1.000 geërfd zonder (harde) uitsluitingsclausule. A en B maken nieuwe huwelijkse voorwaarden en gaan over naar een gemeenschap van goederen, waarbij uitsluitend het voorhuwelijkse vermogen van A en de erfenis van A worden ingesloten. Het voorhuwelijkse vermogen van B wordt niet ingesloten.

In dit geval is sprake van een belaste schenking. Na wijziging van de huwelijkse voorwaarden is de aanspraak op vermogen van B toegenomen tot 800 (200 plus 50% van 1.200). Hiermee wordt de grens van 50% van het totale vermogen (700) overschreden. B is schenkbelasting verschuldigd over 100 (800 – 700). 

(Alle genoemde bedragen maal € 1.000)

 

Open fonds voor gemene rekening

Er zijn onlangs Kamervragen gesteld over open fondsen voor gemene rekening (hierna: OFGR). Een fonds voor gemene rekening is een overeenkomst tussen beheerder, bewaarder en participanten waarbij vermogen gezamenlijk (voor gemene rekening van de participanten) kan worden belegd.

Indien een OFGR voldoet aan de in wet- en regelgeving gestelde voorwaarden, is het OFGR belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Het OFGR ontvangt dan een fiscaal nummer van de Belastingdienst. Voor een dergelijk OFGR geldt fiscaal feitelijk hetzelfde regime als voor een bv. De participanten in een OFGR met belangen van 5% of meer zijn belastingplichtig in box 2.

Door privévermogen te storten in een OFGR kan Box 3-belasting worden voorkomen. Hier staat tegenover dat vennootschapsbelasting verschuldigd is over het werkelijke rendement en Box 2-belasting bij uitkering van het gerealiseerde rendement vanuit het OFGR naar privé. Bij een laag rendement is het storten van privévermogen in een OFGR voordeliger dan wanneer het vermogen in Box 3 zou worden belast. Fiscaal kan dit effect overigens ook worden bereikt door vermogen in te brengen in een nv of bv. Als extra voordeel van het OFGR wordt ook wel gezien dat het OFGR geen jaarrekening hoeft te deponeren en in zoverre de privacy waarborgt.

De staatssecretaris vindt het op dit moment (ook gezien de demissionaire status van het kabinet) niet passend om wettelijke maatregelen te treffen tegen het OFGR. Wel wordt nadrukkelijk gecontroleerd door de fiscus of voldaan wordt aan de voorwaarden om als OFGR te kwalificeren. 

Let op: het box 3-vermogen dat wordt ondergebracht in een OFGR (of bv) waarin een belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft, wordt belast in box 2. Maar dit vermogen blijft óók belast in box 3 als dit vermogen binnen 6 maanden weer terugkomt naar box 3 zonder dat een zakelijke reden kan worden aangetoond. Deze maatregel is gericht tegen ‘boxhoppen’. 

Momenteel wordt onderzocht of de verplichting tot het registreren van informatie over de UBO (ultimate beneficial owner) ook moet gaan gelden voor een OFGR. Hierover bestaat nog geen zekerheid. Het streven is dat in de zomer van 2018 het Nederlandse UBO-register operationeel is.