Afschaffen fictieve dienstbetrekking voor niet-uitvoerende bestuurders

In het Belastingplan 2018 wordt voorgesteld om de fictieve dienstbetrekking af te schaffen voor niet-uitvoerende bestuurders van een beursgenoteerde vennootschap. Als gevolg van de invoering van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA) was per 1 mei 2016 al goedgekeurd dat de toepassing van de fictieve dienstbetrekking voor commissarissen achterwege kon blijven. Per 1 januari 2017 is deze bepaling ook opgenomen in de wet.

Hierdoor is een ongelijke behandeling ontstaan tussen niet-uitvoerende bestuurders van een beursgenoteerde vennootschap en commissarissen, terwijl zij binnen een vennootschap een vergelijkbare, toezichthoudende rol vervullen.

Door het voorstel in het Belastingplan 2018 ontstaat een gelijke behandeling en vallen zowel commissarissen als niet-uitvoerende bestuurders van een beursgenoteerde vennootschap niet meer onder de loonbelasting. Vanaf 2018 doen zij na afloop van het kalenderjaar aangifte inkomstenbelasting en dragen ze de premie volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet af.

Let op: een uitvoerende bestuurder van een beursgenoteerde vennootschap en een uitvoerende bestuurder van een niet-beursgenoteerde vennootschap blijven beiden onder de loonbelasting vallen. De niet-uitvoerende bestuurder van een niet-beursgenoteerde vennootschap blijft buiten de loonbelasting vallen.

Het onderscheid tussen uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders blijkt uit opgenomen gegevens bij de Kamer van Koophandel.

 

Uitbreiding toepasbaarheid alleenstaande-ouderenkorting in de loonheffing

Op grond van huidige wet- en regelgeving kan de alleenstaande-ouderenkorting bij de inhouding van loonbelasting/premie volksverzekeringen alleen worden toegepast als de alleenstaande oudere een uitkering krijgt op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de loonheffingskorting laat toepassen op de uitkering van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

Wanneer een oudere geen AOW ontvangt omdat hij of zij niet minimaal een kalenderjaar verzekerd is geweest voor de AOW, kan de alleenstaande ouderenkorting niet worden toepast op de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen. Ongeveer 2.000 alleenstaande ouderen maken gebruik van deze regeling. Door in de wet op te nemen dat de SVB ook op deze uitkering rekening mag houden met de alleenstaande-ouderenkorting, wordt de groep ouderen die aangifte inkomstenbelasting moet doen verkleind.

 

Pseudo-eindheffing en optierechten

Wanneer sprake is van een excessieve vertrekvergoeding aan een werknemer, wordt de werkgever geconfronteerd met een pseudo-eindheffing van 75% van de vertrekvergoeding. Of sprake is van een excessieve vertrekvergoeding wordt vastgesteld aan de hand van het toetsloon. Als het toetsloon meer dan € 540.000 is en als de vertrekvergoeding hoger is dan € 540.000, dan is de regeling van toepassing.

Bepaalde aandelenoptierechten die zijn verkregen in het kalenderjaar vóórdat de werknemer uit dienst ging, tellen vanwege een uitzonderingsregel niet mee bij het bepalen van het bedrag van de vertrekvergoeding.

De Hoge Raad heeft in een uitspraak bepaald dat de uitzondering ook geldt voor aandelenoptierechten die nog niet onvoorwaardelijk waren vóór het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking met de werknemer is beëindigd. De pseudo-eindheffing over de excessieve vertrekvergoeding kan in dat geval worden voorkomen door constructies met voorwaardelijke optierechten.

De voorgestelde wijziging in de Wet op de loonbelasting zorgt ervoor dat voorwaardelijke aandelenoptierechten, die aan een werknemer zijn toegekend vóór het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin hij uit dienst gaat en die onvoorwaardelijk zijn geworden in het jaar voor uitdiensttreding, toch meetellen voor de pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoedingen. Op deze manier kan geen gebruik meer worden gemaakt van de uitspraak van de Hoge Raad.