In het Kerstarrest van 24 december 2021 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de belastingheffing op sparen en beleggen in strijd is met Europees recht. Voor de jaren 2017 tot en met 2020 wordt rechtsherstel geboden aan belastingplichtigen die bezwaar hadden gemaakt of waarvan de aanslag nog niet onherroepelijk vaststond. Naar aanleiding van het Kerstarrest wordt het Box 3-stelsel aangepast.

Vanaf 1 januari 2023 wordt bij alle belastingplichtigen uitgegaan van de werkelijke verdeling van spaargeld, overige bezittingen en schulden. Aan ieder van deze vermogenscategorieën wordt vervolgens na afloop van het kalenderjaar een fictief rendement toegerekend. Voor 2021 zijn de volgende forfaitaire rendementen bepaald:

Soort vermogen  Rendement 2021 
Spaargeld (incl. contant geld en vruchtgebruik op spaartegoeden) 0,01%
Overige bezittingen 5,69%
Schulden 2,46%

De forfaitaire rendementen voor 2022 zullen na afloop van het kalenderjaar met terugwerkende kracht worden gewijzigd, zodat bij de in dat jaar behaalde rendementen kan worden aangesloten. Dat betekent dus dat bepaalde rendementen momenteel nog niet bekend zijn.

Het rendement per vermogenscategorie is de waarde van het vermogensbestanddeel vermenigvuldigd met het daarbij behorende rendementspercentage. Bij een negatief rendement wordt het rendement op nihil gesteld.

 

1. Heffingsvrij vermogen

Het heffingsvrije vermogen wordt per 1 januari 2023 verhoogd van € 50.650 naar € 57.000 (€ 114.000 voor fiscaal partners).

 

2. Tarief

 

Over het voordeel uit sparen en beleggen wordt in 2023 een tarief van 32% geheven. Dit tarief zal jaarlijks met 1% toenemen tot 34% in 2025.

 

3. Peildatumarbitrage

In de overbruggingswetgeving zal een antimisbruikbepaling worden opgenomen om te voorkomen dat belastingplichtigen tussen drie maanden voor en drie maanden na de peildatum vermogensbestanddelen voor korte duur zullen verschuiven.

Let op!
Het schuiven met vermogensbestanddelen rond de peildatum wordt door de Belastingdienst niet erkend, tenzij er niet-fiscale redenen aan ten grondslag liggen. De vermogensbestanddelen worden in dat geval door de Belastingdienst gezien alsof deze niet zouden zijn verschoven.

 

4. Groene beleggingen

Ook groene beleggingen moeten worden gesplitst in groene spaartegoeden en groene overige bezittingen. De vrijstelling voor groene beleggingen blijft van toepassing, maar zal moeten worden verdeeld over beide categorieën. In de overbruggingswetgeving is opgenomen dat de vrijstelling daarbij zo veel mogelijk wordt toegerekend aan de categorie overige bezittingen.

Tip!
Het kan bij overige bezittingen die minder rendement opleveren dan wat hierover aan belasting moet worden betaald, wenselijk zijn deze om te zetten in banktegoeden of – indien mogelijk – over te brengen naar de bv.

Tip!
Overleg met uw belastingadviseur over de samenstelling van uw vermogen.